Een intrigerende vergelijking.
Vaak is me gevraagd of ik mijn passie voor het schaakspel gebruik in mijn werk als therapeutisch arts. En daarbij -meestal voor ik antwoordde- de aanmoediging daar eens iets over te schrijven. Blijkbaar zijn velen ervan overtuigd dat ik mijn patiënten kan analyseren zoals een schaker zijn partijen analyseert. Dat laatste is niet waar. Maar de vraag is interessant want overeenkomsten tussen de bezigheden van de schaker en die van van de therapeutisch arts zijn er zeker wel. Het is ook boeiend om deze overeenkomsten tussen schaken en therapie te onderzoeken omdat de vergelijking iets kan verduidelijken over specifieke aspecten van beide bezigheden. Het is in dit blog de bedoeling vooral de therapie toe te lichten maar ik hoop dat een kijkje in de schaakwereld ook boeiend zal zijn.
De ontmoeting tussen twee partijen.
De natuurkundige Werner Heisenberg schreef: De diepste wortel aller verschijnselen is de symmetrie die het kader vastlegt van alles wat gebeurt. In het leven zien we voortdurend situaties ontstaan waarin individuen of groepen tegenover elkaar plaatsnemen. Eerst in een statische en gespannen symmetrie om vervolgens de onbeweeglijkheid plotseling te doorbreken waardoor er dynamiek en uitwisseling ontstaat. Op het schaakbord is die symmetrie tot in de puntjes doorgevoerd, maar zo gauw een van de spelers zijn zet heeft gedaan is de symmetrie doorbroken en ontstaat er dynamiek en interactie. Ook in therapie kan de spanning van het tegenover elkaar zitten aanvankelijk groot zijn. Na de eerste woorden ontstaat er een dynamische zoektocht zowel voor de patiënt als voor de therapeut. Blijkbaar zoeken we zowel in een schaakpartij als in een therapeutische opstelling naar de diepste wortel van wat er gebeurt, zowel in onszelf als in de wereld.
Creatieve concentratie.
Filosoof Peter Sloterdijk beschrijft onze sociale structuur in bellen, blazen en schuim. Schaken en therapie weerspiegelen voorbeelden van bellen, sferen in zekere afzondering. Zoals een bibliotheek waar mensen studeren een sfeer maakt waarin eenieder zich kan concentreren zo generen therapie en schaakruimtes ook concentratie. In het boek Arc de Triomphe van E.M. Remarque vindt de ongelukkige hoofdpersoon alleen rust als hij schaakt. En het is waar, schaken kan iemand helemaal opslokken, de buitenwereld wordt stil. Therapie deelt die eigenschap om de buitenwereld tijdelijk uit te sluiten. In een therapie wordt het innerlijk net zo intrigerend als een schaakprobleem voor een schaker. De sfeer van een specifieke ruimte wordt een geestelijke sfeer die iemand met zich mee gaat dragen. Een schaker zal altijd even innerlijk stilstaan bij het zicht van een schaakpartij. Zo is iemand in therapie ook open voor situaties waarbij het gevoel uit de therapie terugkomt. Je leert van zowel schaken als van therapie waar je kracht tot maximale concentratie verborgen ligt en hoe die concentratie te benutten. Na een schaakpartij en na een therapie zal ieder verbaasd zijn hoe lang hij zich heeft kunnen concentreren. Eenmaal in die concentratie lijkt het zelfs alsof er een rem is op het terugkeren naar de normale toestand. Zowel een schaker als een patiënt kunnen dagen in een bepaalde concentratie blijven hangen. Het is deze concentratie die de hersenen de kans geven nieuwe structuren aan de leggen. Dit verschijnsel heet neuro-plasticiteit, de vormkracht van onze hersenen en het is heugelijk nieuws dat we nu weten dat dit tot op zeer hoge leeftijd als potentieel in ieder van ons aanwezig is.
Kritieke momenten.
Zowel een schaakpartij als een consult kenmerken zich door een bepaalde spanning. Wanneer we een wedstrijd tussen grootmeesters volgen krijgen we na bijna elke zet het gevoel geen antwoord te weten, de laatste zet lijkt te sterk. Maar na het antwoord ontstaat precies hetzelfde gevoel maar nu in het voordeel van de andere partij. Dit heen en weer geslingerd worden kan de gehele partij duren. Dat is in een goed lopende therapie ook, Patiënt en therapeut ontwikkelen een gesprek waarbij beiden keer op keer eerst nog diep verborgen antwoorden weten te vinden. Een van de kenmerken van een schaker is het aanvoelen van de momenten waar een kans ligt die een zet later weer verdwenen kan zijn. Het gaat niet om het bewust begrijpen, het lijkt eerder een bijna dierlijke alertheid. Schakers die dat op jonge leeftijd hebben komen vaak ver. Datzelfde kent men in therapie, er zijn gouden momenten waarbij men plotseling vooruitgang kan boeken. Hoe ervarener (en niet oververmoeid!) de therapeut is hoe meer hij leert deze momenten waar te nemen en aan te geven dat er misschien even iets langer naar een bepaald onderwerp gekeken moet worden. De patiënt leert ook hoe dit zesde zintuig te ontwikkelen. Vaak beschrijven patiënten dit als een fysieke ervaring, een soort beklemming of angst, ze voelen zich dichtbij iets. Oud wereldkampioen schaken Boris Spasski zei eens dat elke partij een crisis kent. Hoe goed het ook gaat, hoe perfect men ook speelt, hoezeer de tegenstander in de verdrukking komt, vrij onverwachts kan niks meer zo duidelijk zijn, kunnen van alle kanten probleempjes op duiken tot men eigenlijk niet meer weet wie er goed staat. Dat kent iedereen die therapie doet ook. Soms lijkt alles van een leien dakje te gaan, de verbeteringen in emoties en gedachten zijn week na week merkbaarder, en dan plots is er chaos, aan de zin van therapie wordt plotseling getwijfeld. Er kan angst ontstaan dat de therapie meer kwaad dan goed. Achteraf blijken dat leerzame momenten waarin belangrijke vaardigheden worden verworven.
Een spel van metamorfosen.
Bij schakers gaat de liefde voor het spel met ups en downs en meestal is dat verbonden met het resultaat. Terugkomen van een te lange serie van nederlagen kan steeds moeilijker worden. Toch is het ook een sport waar men vaak come-backs ziet. De bekende Nederlandse schaker Jan Timman beschreef eens hoe een winst in een tweekamp tegen de Rus Yusupov een groots moment was na eerder in een tweekamp die onder veel grotere publieke belangstelling stond het onderspit te hebben gedolven. In therapie kunnen soms onderwerpen zo pijnlijk zijn dat ze tijdenlang een gevoel van een nederlaag geven. Als in een latere fase er doorbraken komen in dit gevoel, door beter begrip en meer greep op het gevoel kan ook zo een victorie lang tevredenheid geven. Oudere schakers keren soms tot grote passie voor schaakproblemen of composities. De strijd heeft zich dan verplaatst naar kunst. Dat zie je na therapie ook vaak. Mensen pakken een artistieke bezigheid op waarin ze zichzelf en hun beleefde moeilijkheden kunnen uiten. Anderen kunnen daarvan genieten en ook iets van leren. Veelal wordt voldoening beschreven wanneer uit persoonlijk verdriet iets moois geschapen kan worden.
De tweeslachtige rol van patroonherkenning.
Patronen herkennen is vanaf de eerste cognitieve studie over het schaken van Prof. Adriaan de Groot in 1946 het sleutelwoord geworden om het denken van schaakmeesters te begrijpen. Als men de als handleiding van therapie de DSM schaal (Diagnostic and Statistical Manual of Disorders) openslaat ziet men direct de gelijkenis. Het is in deze gids een eenvoudige vorm van patroon-herkenning van symptomen die naar een bepaalde diagnose wijzen. De hegemonie in de schaakwereld, als men alleen de capaciteit tot winnen beschouwd, is de mens afgenomen. Nou ja, dat hebben we zelf gedaan, door computers te programmeren die veel meer en veel sneller patronen kunnen herkennen dan wijzelf. En daarmee was het eind nog niet in zicht. Met kunstmatige intelligentie (AI) zijn de schaakprogramma’s op hun beurt voorbij gestreefd. Kunstmatige intelligentie kan blijkbaar meer dan alleen patronen herkennen. Zo is ook in therapie meer te bereiken. Herkennen van patronen leidt tot een diagnose die op zijn beurt een protocol voorschrijft. Daarmee heeft de diagnose stellen een beperkt helend potentieel. Door meer factoren mee te laten spelen in een therapeutische ontmoeting komen meer creatieve oplossingen tevoorschijn. Ik zou in deze context een omissie begaan als ik niet zou vermelden dat schaakmeester Willie Hendriks het futuristische veelbekroonde schaakboek “Move first, Think later” heeft geschreven, daarmee schakers aanmoedigt het brein vooral niet teveel te beteugelen door het denken in vaste patronen. Voor het “vrijmaken” van te rigide opvattingen over therapie mag een ode aan het werk van de Franse filosoof Michel Foucault hier ook niet ontbreken.
De sociale aspecten
Een kenmerkend aspect van schaken en therapie is dat voor de omstanders voelbaar is dat de twee participanten zich in een eigen ruimte bevinden, anderen lijken buitengesloten te zijn. In groepstherapie en in een schaaktoernooi is dit verschijnsel nog sterker aanwezig. Als daar plotseling een buitenstaander te hard praat zal iedereen die respect voor het veld opbrengt zich een beetje gegeneerd voelen en verbaasd zijn dat die persoon zo ongevoelig kan zijn. Leven met een schaker is een aparte uitdaging. Een speciale groep die ik wil noemen zijn de ouders van schaakkinderen. Als je kind voetbalt kun je als ouder zien wat er gebeurt, je kunt zuchten of juichen langs de lijn, kortom je leeft mee. Bij schaken is dat anders, het is een paar uur doodstil en de ouders weten niet wat er gebeurt en moeten als ze dichtbij komen muisstil zijn. Bij thuiskomst kan er over het resultaat gesproken worden maar de partij zelf, wat daar allemaal gebeurde en waarom je kind zich weer uren thuis achter dat bord of de computer opsluit, dat blijft een raadsel. De situatie van een partner of een kind in therapie lijkt daar veel op; het resultaat is (in beperkte mate) te bespreken maar de inhoud en wat er in de consultruimte gebeurt blijft een geheim. En toch zijn beide bezigheden ook sociale vaardigheden. Zonder de schaakgemeenschap is de schaker tot eenzaamheid veroordeeld. Elke partij is stof waar alle andere schakers zich op kunnen storten, schakers helpen elkaar, coachen, geven les, schrijven, tegenwoordig doen ze hun gedachten tijdens het spelen op de sociale media uit de doeken. Schaken trekt publiek, bepaalde wereldkampioenschap matches werden zelfs politieke intriges. Schaken inspireert kunstenaars, schrijvers en filmmakers. Therapie is ook een sociale bezigheid, De zoektocht van het individu is uiteindelijk een sociale zoektocht, het gaat om het ik in de wereld, met de anderen. Elke therapie draagt bij aan wat therapeuten, psychiaters, psychologen denken, overleggen en schrijven. De verworven ervaringen wordt tot deelbare kennis. Patiënten delen vaak niet de inhoud van hun therapie maar worden wel toegankelijker voor anderen en vaak ook behulpzamer.
Geen eenvoudige recepten
Er zijn vele ideeën hoe een goede schaker te worden, maar het optimale recept is nog niet ontdekt. Er zijn aanbevolen openingen, middenspel-strategie, eindspel-kunde, psychologie van sport en spel en toch zijn er uiteindelijk maar een handvol mensen die grootmeester worden. Zo zijn er meer boeken over therapie dan men ooit allemaal kan lezen. Protocollen hoe een probleem aan te pakken, evidence based resultaten en heel veel onderzoek en publicaties. En toch zijn er maar een handvol mensen die bekend worden met hun ideeën over therapie. Hierin ligt dus een uitdaging. In de ontelbaar grote anonieme groep schaakliefhebbers heeft ieder wel een moment van glorie, een overwinning op de aartsrivaal, een inzicht of berusting en vrede met zijn spel en het plezier dat eraan te beleven is. Tenslotte is elke partij een moment waarop de schaker wordt herboren, het is een reïncarnatie, alles is weer mogelijk. En hier ligt ook het geheim van therapie. Er zijn geen recepten. Weliswaar beschreef ik eerder hoe iemand die therapie doet later iets kunstzinnigs op kan pakken. Helaas werkt het niet per definitie andersom; tekenen, schilderen boetseren…men ziet het zo vaak bij de therapeutische aanpak toch is het geen formule voor succes. Een patroon herkennen is vooral nuttig om therapie te ordenen om een DSM te creëren en is een medisch-maatschappelijk instrument, maar een bepaalde patiënt kan net iets anders nodig hebben en soms meer last dan profijt ondervinden van een diagnose. Ik gun mezelf nu de luxe, als oudere arts, therapie voornamelijk te zien als een kunst waarbij alle beschikbare benaderingen gebruikt kunnen worden wanneer ze inzicht, creativiteit en autonomie overdragen.
Afbeeldingen: Lewis Chessmen, British Museum, Walrus ivoor gevonden op Ilse of Lewis, Schotland tweede helft XIIde eeuw.